dinsdag 26 februari 2013

Beste minister Bussemaker,


er moet mij iets van het hart. Ik ben er namelijk van overtuigd dat u en uw ministerie al jaren lang op de verkeerde knoppen drukken.

Al jaren lang zie ik uw ministerie werken aan de kwaliteit van het onderwijs. PISA scores, opbrengsten, verscherpte inspecties en risico-inventarisaties zijn aan de orde van de dag.

Tegelijkertijd zie ik ook de problemen toenemen. Jongeren die zelfmoord plegen als gevolg van groepsdruk. Leraren die ziek worden als gevolg van werkdruk. Het afnemend aanbod van onderwijs professionals op de arbeidsmarkt als gevolg van maatschappelijke druk. Bestuurlijke misstanden in het Primair Onderwijs, in het Voortgezet Onderwijs, in de BVE sector, in het Hoger Beroeps Onderwijs en in de academische wereld. Fraude met diploma's in het VO, op ROC's, in het HBO en op Universiteiten, nu zelfs ook met de Cito eindtoetsen.

U ziet deze misstanden ook en uw antwoord is altijd hetzelfde: aanscherpen van de regels en de handhaving daarvan door de inspectie.

Is het ooit bij u opgekomen dat deze problemen wellicht het gevolg zijn van uw maatregelen? Hebt u zich ooit gerealiseerd dat u en uw ministerie de veroorzaker van deze misstanden zouden kunnen zijn?

Als een leerkracht wil weten hoe hij zich professioneel gedraagt voor de klas, dan kan hij het beste kijken naar het gedrag van de kinderen. Daarin ziet hij namelijk haarscherp en vaak op punten sterk uitvergroot zijn eigen gedrag terug. Kinderen die elkaar het leven onmogelijk maken spiegelen doorgaans het voorbeeldgedrag dat ze van volwassenen zien.

Als een directeur wil weten hoe zij zich professioneel gedraagt op school, dan kan zij het beste kijken naar het gedrag van de leerkrachten. Daarin ziet zij namelijk haarscherp en vaak op punten sterk uitvergroot haar eigen gedrag terug. Leerkrachten die zich terug trekken op hun eilandje spiegelen doorgaans het voorbeeldgedrag dat ze van hun leidinggevenden zien.

Als een minister wil weten hoe zij zich professioneel gedraagt, dan kan zij het beste kijken naar het gedrag in de sector. Daarin ziet u vaak en op punten sterk uitvergroot uw eigen gedrag terug. Onderwijsprofessionals die verkeerd omgaan met hun verantwoordelijkheid spiegelen doorgaans het voorbeeldgedrag dat ze van hun minister zien.

Iedere keer dat u reageert op een misstand met het aanscherpen van de regels of het intensiveren van het toezicht, geeft u het signaal af dat de echte verantwoordelijkheid voor dat onderwerp niet bij de school of de instelling zelf ligt. U geeft ook het signaal af dat de school of instelling zelf niet in staat is om die verantwoordelijkheid te dragen. Daarom moet u die verantwoordelijkheid wel nemen. Daarom kan u niet anders dan de inspectie die verantwoordelijkheid op zich te laten nemen.

Vervolgens gaan die scholen en instellingen zich daar ook naar gedragen. Als de verantwoordelijkheid toch niet bij hen ligt, als zij blijkbaar toch de capaciteiten niet hebben om die verantwoordelijkheid te dragen, als zij toch de overtuiging om goed onderwijs te bieden niet hebben, waarom zouden ze zich daar dan ook niet naar gaan gedragen?

Met alle regels en handhaving er van, met alle aandacht voor de opbrengsten van het onderwijs, zonder kwalitatieve aandacht voor het proces er naar toe, stimuleert u een ieder in het onderwijs om geen verantwoordelijkheid te nemen en om te frauderen met de opbrengsten.

Maar wat misschien nog erger is, er zijn mensen die hun verantwoordelijkheid wel willen nemen. Mensen die vanuit hun eigen overtuigingen kwaliteit willen bieden aan hun leerlingen en studenten. Mensen die op zoek zijn naar antwoorden van deze tijd, zodat de jonge generatie van Nederland goed voorbereid wordt voor de maatschappij van vandaag en morgen.

Die mensen worden beperkt door uw regels. Regels over verplichte uren, verplichte dagen op school, verplichte lessen en verplichte documenten. Ook tegen deze mensen zegt u dus, zonder kennis te hebben genomen van hun inzichten, hun capaciteiten, hun motivatie of hun verantwoordelijkheidsgevoel, dat zij niet in staat zijn goed onderwijs te bieden. 'Geloof mij maar, als je je aan mijn regels houdt dan komt het goed, zelfs als je niet snapt waarom.' lijkt u tegen die mensen te zeggen.

En dat is nou precies waar ik me zorgen over maak. Als u wilt dat de deelnemers van het Nederlandse onderwijs zich gaan gedragen als zelfbewuste en zelfverantwoordelijke burgers, is het dan niet wijs om de professionals in het onderwijs ook op die manier te gaan behandelen?

Ik zou graag met u van gedachten willen wisselen over hoe u dat zou kunnen doen. Ik adviseer leidinggevenden in het onderwijs al jaren op het gebied van leiderschap en hoe zich dat verhoudt tot management en control. In uw geval doe ik dat graag, omdat ik geloof dat ons hele land daar beter van wordt.

Met vriendelijke groet,

Anne Jan van den Dool


maandag 18 februari 2013

'Alles onder controle?'

'Ik moet van alles en iedereen op de hoogte zijn en er ook nog eens adequaat mee omgaan' zuchtte een leerkracht laatst. Ouders stellen een school verantwoordelijk als in hun ogen iets verkeerd is gegaan en directeuren sporen hun leerkrachten aan om uit veiligheidsoverwegingen alles te documenteren. Je weet het tenslotte maar nooit.

Een aantal weken terug sprak ik een directeur. Hij vertelde mij dat hij een constante alertheid had ontwikkeld voor situaties die de potentie van een escalatie in zich hadden.

'Wat zou er gebeuren wanneer je het gewoon los zou laten en het zou inderdaad escaleren?' vroeg ik hem. 'Dan zouden de ouders mij ter verantwoording roepen' was zijn antwoord.
'Is dat erg?'
'Ja, ik heb namelijk het gevoel dat ik dat dan had moeten voorkomen.' Een diepe zucht volgde.

Ik denk dat we het gevoel allemaal wel kennen. Ieder zal daarbij zijn eigen aandachtsgebied hebben, maar elk van ons heeft wel een doemscenario in gedachten wat hij koste wat het kost wil voorkomen.

In mijn periode als leerkracht was dat de situatie waarin een groep kinderen waar ik les aangaf helemaal los zou slaan. Wat ik ook zou doen, die kinderen gingen hun eigen gang. Daar kon ik zelfs van dromen in een slechte nacht. En wat me daarin dan het meest beangstigde was de mening die ouders en collega's er over mij op na zouden houden: 'niet zo'n goede leerkracht; hij heeft het niet onder controle'.

Controle

Controle is het sleutelwoord in deze gedachtengang. Blijkbaar heb ik het idee, net als die directeur, dat ik mijn werk goed doe wanneer ik alles onder controle heb. Mijn professionaliteit wordt bepaald door de mate waarin ik verrassingen kan voorkomen en alles kan beheersen. Alles...

Illusie

Beheersbaarheid is een utopie. Veel mensen hebben moeite om hun eigen leven onder controle te krijgen. Hoe moeilijk kan het zijn om je eigen gedrag, gedachten en overtuigingen echt te beheersen.

Een leerkracht mag daar dan nog eens de levens van 25 kinderen aan toevoegen die beheerst moeten worden. Iedere morgen komen 25 unieke verhalen jouw school binnen. 25 unieke referentiekaders, die elk hun eigen interferentie hebben met wat er op dat moment gebeurt in de school. 25 unieke waarheden, die 25 verschillende reacties oproepen.

Als je die kinderen 5 uur lang op school hebt op een dag, dan heb je dus 5 uur lang 25 volstrekt unieke werkelijkheden, zones van naaste ontwikkeling en ontwikkelingsperspectieven onder je hoede. Iedere dag opnieuw 25 nieuwe, volstrekt unieke processen.

En je was al zo druk met jezelf.

Management en controle

Vanuit de opleidingen, de onderwijs inspectie, de media en de politiek lijkt de roep om controle onvermijdelijk. De inspectie heeft de neiging om scholen met 'tegenvallende' opbrengsten milder te beoordelen wanneer de school laat zien alles 'onder controle' te hebben. 

Het roept wel meteen vragen op. 'Als ik die 25 leerprocessen onder controle heb, van wie zijn die processen dan?' Of: 'Als ik die 25 ontwikkelingsperspectieven beheers, wat gebeurt er dan met het perspectief dat ik niet heb?'

De ultieme professional, die alles beheerst en onder controle heeft, zou dan maar zo de ultieme beperking in de ontwikkeling van de kinderen kunnen zijn. De excellente leerkracht, directeur of school, die maximaal controle heeft over haar leerlingen en medewerkers, drukt kinderen in een keurslijf. Een model, waar de leerling niet om heeft gevraagd. Een model, waarvan de school op voorhand besloten heeft dat dat het beste is voor de toekomst van dat kind. 

Los van het feit dat we die 25 unieke verhalen nooit echt zullen kennen. Los van het feit dat we die toekomst niet kennen. Los van het feit dat we nooit statistisch aan kunnen tonen dat dit het beste is voor de toekomst. Los van het feit dat we ons eigen leven niet echt kunnen beheersen.

Leiderschap

Je zou de neiging kunnen krijgen om dan maar te stoppen met het maken van rationele en professionele afwegingen. Controle is tenslotte een utopie.

Ik zou er voor willen pleiten om vooral je professionaliteit in te zetten om kinderen in staat te stellen om leiding aan hun eigen leven te geven. Hun eigen leerprocessen en hun eigen ontwikkeling ter hand te nemen. Daar verantwoordelijk voor te zijn en dat ook in te zetten ten gunste van de ander en de omgeving.

Als 25 kinderen in een klas zich op die manier allemaal richten op hun eigen unieke verhaal, dan kan de leerkracht dat ook doen. De kans dat er dan gerichte ontwikkeling plaats vindt is vele malen groter, dan wanneer één leerkracht dat denkt te moeten besluiten voor elk van die 25 kinderen.

Leer kinderen leven met de oncontroleerbaarheid van het leven, leer ze regie te nemen in hun leven en verantwoordelijkheid te dragen voor alles wat daarin goed en minder goed gaat. Leer ze leven vanuit perspectief, zonder de toekomst te willen beheersen of de weg er naar toe in detail te willen controleren.

In de praktijk



Hoe? Om te beginnen door daar zelf het voorbeeld in te geven.

Ga met je collega's het gesprek eens aan over deze foto. Welk van deze poppetjes ben jij ten opzichte van je leerlingen? De grootste? De kleinste? Zit je ergens in het midden?

Bespreek het eens met je leerlingen. Welke positie zien zij voor jou? Wat vinden ze daarvan? Wat vind jij daarvan? Welke positie zien zij voor zichzelf?

Bespreek het als directeur eens in je team. Waar zie jij jezelf staan? Zien anderen dat ook zo? Is dat wat je wilt? Wat is het effect ervan? Waar ziet ieder teamlid zichzelf staan? Is dat wat je wilt?

Welk poppetje heeft het meeste controle? Welke inspireert het meest? Welke biedt ruimte om te groeien? Welke biedt (echte/schijn) veiligheid?

Er zijn geen juiste antwoorden wat mij betreft. Er is wel een mooie reis. Bon voyage!



maandag 11 februari 2013

Pesten kan je leren

Opnieuw heeft een kind zelfmoord gepleegd. Het gevolg van pesten. Een dramatische gebeurtenis die heel het land ongerust maakt. Terecht zijn we verontwaardigd: opnieuw is een kind een plaats ontzegd door andere kinderen. Onacceptabel.

Het valt me op dat de media, de politiek, maar ook veel scholen direct om een oplossing vragen, zonder een analyse te maken van wat er nou echt gebeurt. Er moet een strenger pestbeleid komen. We moeten beter opletten en sneller ingrijpen. De straffen moeten omhoog en de onderwijsinspectie moet scholen sanctioneren als er teveel pestincidenten voorkomen op school.

Meer van hetzelfde

Geen van de gevraagde maatregelen is nieuw. Sterker nog, met uitzondering van de rol van de onderwijsinspectie, worden al deze maatregelen al toegepast. Ieder kind weet dat het niet is toegestaan om te pesten. Ieder kind realiseert zich ook dat je straf krijgt als je pest, daarom doen ze het ook liever buiten het zicht van een volwassene; op straat, op internet, het plein of de kleedkamer.

Zonder de vraag te stellen hoe het komt dat, ondanks deze maatregelen, dergelijke excessen toch voorkomen, roept de maatschappij om meer van hetzelfde. Zonder te onderzoeken wat de gevolgen van een dergelijke intensivering zouden kunnen zijn. Misschien worden de excessen nog wel extremer. Misschien heeft het geen enkel resultaat.

Ontwikkelingsgericht

Kinderen ontwikkelen zich wereldwijd langs vergelijkbare patronen. Over de hele wereld beginnen kinderen rond ongeveer dezelfde leeftijd te praten, te lopen en samen te spelen. Nergens in de wereld is het nodig om kinderen te vertellen dat ze aan het einde van hun eerste levensjaar voorzichtig stapjes kunnen gaan zetten: dat doen ze gewoon. Na het kruipen gaan ze staan en proberen ze te lopen. Met vallen en opstaan overigens. In het begin gaat het vaker fout dan goed.

Over de hele wereld gaan kinderen ook rond hun vierde levensjaar samen spelen. Daarvoor leken ze alleen nog maar aandacht voor hun eigen spel te hebben. Dat samen spelen is een logische stap in het ontwikkelingsproces: kinderen kunnen samen namelijk meer en kunnen samen ook effectiever leren. Leren over zichzelf, leren over de wereld, leren wat werkt en wat niet.

Dat samenwerken gaat trouwens op een vergelijkbare manier als het leren lopen: met vallen en opstaan. In het begin gaat het vaker fout dan goed.

Pedagogen

Als kinderen leren lopen, dan vallen ze. Dat hoort zo. Vallen is een pijnlijke ervaring. Het kan ook erg gevaarlijk zijn. Ik ken heel wat kinderen die beschadigt zijn geraakt door dat vallen. Soms bij het leren lopen, maar ook bij het leren fietsen, schaatsen, brommer rijden, skaten of gymmen.

Tot op heden heb ik nog nooit iemand horen vragen om een verbod op vallen. Scholen hebben geen valbeleid en er staan ook geen sancties op. Hoewel vallen veelvuldig voorkomt in onze maatschappij zijn de echte excessen tot op heden uitgebleven.

Vreemd genoeg hebben we de neiging om anders te reageren op het moment dat kinderen 'ruzie' gaan maken. Voor we het weten hebben we het de kinderen verboden. Ruzie maken mag niet namelijk. Dat hoort niet en het is niet aardig. Hoe verdeeld we maatschappelijk ook kunnen zijn, op dit punt lijken we het eens. Thuis, op school en op straat wordt direct afkeurend en corrigerend gereageerd als kinderen onaardig tegen elkaar doen.

Hoewel we het maatschappelijk gezien zo eens zijn, hebben we toch ook nog een pestbeleid nodig op school en willen we sancties, het gaat namelijk nog steeds niet goed genoeg. Hoewel ruzie maken veelvuldig wordt gecorrigeerd maken we nog altijd echte excessen mee.

Wat is er aan de hand?

Kinderen leren van en met elkaar. Het ene kind is goed in bouwen en het andere kind kan hard rennen. Door samen te spelen dagen ze elkaar uit om zich breder te ontwikkelen, constructief en motorisch.

Eén kind is sub-assertief, het laat makkelijk over zijn eigen grenzen lopen door anderen. Een ander kind is over-assertief, agressief zelfs, het kan heel goed ruimte opeisen voor zichzelf. Normaal gesproken zoeken zulke kinderen elkaar op, omdat ze aanvoelen dat ze iets kunnen leren van elkaar. En dat doen ze dan ook; leren. Dat gaat doorgaans niet subtiel, gecontroleerd of zachtzinnig. Het gaat meer met vallen en opstaan, en in het begin gaat er meer fout dan goed.

Op dat moment zie je dat vrijwel iedere volwassene die kinderen stoort in hun leerproces. De kinderen krijgen te horen dat dat niet mag. Ze moeten aardig doen en ruzie maken mag niet.

Hoewel de kinderen gestoord worden in hun leerproces, trekken ze toch een belangrijke les uit die situatie. De agressor leert dat hij zo sterk is dat anderen tegen hem beschermt moeten worden. De sub-assertieve leert dat hij zo zwak is dat hij door anderen beschermt moet worden. Beide leren ze dat ze nou eenmaal zijn zoals ze zijn.

Met al onze pedagogische goede bedoelingen ontnemen we kinderen hierin een belangrijke les. Bij herhaling, want we hanteren een streng anti-pestbeleid, waarbij pesten direct de kop wordt ingedrukt.
Hoewel we ontwikkelingsgericht willen werken, negeren we op dit punt structureel de ontwikkelingsbehoefte van het kind en kiezen we er voor onze eigen angst en zorg te managen. 

Leren

Nog strakkere handhaving van het bestaande beleid draagt er alleen maar aan bij dat de kinderen nog minder zullen leren op dit gebied, of nog meer verkeerde lessen. En, zoals dat wel vaker gaat met lessen die je moet leren, de confrontaties zullen steeds heviger worden, net zolang tot die kinderen hebben geleerd wat ze moeten leren. De kans op heviger excessen neemt dan ook alleen maar toe.

Wat zou er gebeuren wanneer we kinderen al op jonge leeftijd leren hoe je 'ruzie' moet maken? Wanneer ze leren hoe ze hun eigen grenzen moeten respecteren en kenbaar maken, en die van anderen ook?

Hoe goed ben jij als volwassene in 'ruzie' maken? Ben je in staat om op een goede manier te conflicteren met anderen? Met je collega? Met je partner? Met je kinderen? Met de ouders van je leerlingen?

Wanneer heb jij geleerd hoe je dat moet doen? Of ben je het nog altijd aan het leren? Hebben jullie op school ook trainingen in het voeren van oudergesprekken? Relatietherapie?

Heb jij vroeger ook te horen gekregen dat je geen 'ruzie' mocht maken? Of dat je vriendelijk moest zijn?

Ik zou willen dat op alle momenten dat kinderen nu te horen krijgen dat 'ruzie' maken niet mag, ze zouden worden geholpen om te leren wat ze hebben te leren. Hoe jonger hoe beter, want als ze jong zijn is de schade niet zo groot als ze een keertje 'vallen'.

Controle of vertrouwen

Misschien is de kernvraag of je eigenlijk wel vertrouwen hebt in het ontwikkelend vermogen van kinderen en of je bereid bent om hen in dat proces te ondersteunen. Want anders kunnen ze er in blijven hangen en dat is niet goed, schadelijk zelfs. 

Kinderen die tijden lang in eenzelfde 'pest-situatie' zitten, in welke rol dan ook, ondervinden daar schade van. Dat mogen we niet laten gebeuren.

Of, heb je het vertrouwen niet? Misschien niet in het vermogen van kinderen, misschien wel niet in jouw eigen vermogen om kinderen te helpen om te leren. In dat geval lijkt controle wel een veilige oplossing: gewoon reguleren en onderdrukken.

Nu we het resultaat daarvan zien weet ik zeker dat dat niet gewenst is. Ik zou zeggen ga het gewoon met elkaar leren. Dat gaat overigens met vallen en opstaan en in het begin gaat er meer fout dan goed. Ik heb er alle vertrouwen in dat je er uit komt en als je hulp nodig hebt, dan hoor ik het graag.






maandag 4 februari 2013

Negeer de CITO-hype!

Deze week wordt de CITO eindtoets afgenomen. Kranten, nieuwssites, jeugdjournaal en nieuwsprogramma's zullen er weer aandacht aan besteden. Scholen sluiten deze week af met een feestdag voor groep 8. Dit lijkt het hoogtepunt van de schoolcarrière van vele leerlingen.

Een aantal weken geleden plaatste het jeugdjournaal een oproep op Twitter, waarin scholen werden opgeroepen om mee te werken aan een item over de eindtoets. Een twitteraar reageerde met de vraag aan het jeugdjournaal om een keer geen aandacht aan die toets te geven.

Ik steun zijn verzoek. Alle aandacht die wij extra besteden aan de eindtoets draagt bij aan een vertekend beeld. Een beeld waarbij de uitslag van die ene toets allesbepalend is.

In de media wordt gesproken over cito trainingen. Er wordt gesproken over antwoorden die op marktplaats worden aangeboden. Er wordt aandacht besteed aan de best scorende leerlingen en de best scorende scholen.

Overspannen

Met alle aandacht voor goed onderwijs, lijkt de hele maatschappij vooral interesse te hebben in het vermogen van kinderen om in drie dagen tijd antwoorden te reproduceren. Burgerschap lijkt terug te brengen tot een score tussen de 510 en 550.

Ouders en scholen voelen zich genoodzaakt om toch maar extra training voor die toets te organiseren. Het voortgezet onderwijs voelt zich in toenemende mate gelegitimeerd om die score bepalend te laten zijn in de toelating van nieuwe leerlingen.

Kinderen worden gespannen, misschien wel ondanks alle geruststellende mededelingen van school en ouders. De media en de voorlichtingsbijeenkomsten in het voortgezet onderwijs overtuigen hen snel genoeg van het gewicht van die ene toets.

Opvoeden

Mensen in het onderwijs en ouders mogen gezien worden als experts op het gebied van opvoeden.Tot op heden richten we onze kwaliteiten vooral op kinderen, maar misschien moeten we onze opvoedingsmethoden nu inzetten om de maatschappij te helpen.

Ik stel voor dat we met ingang van heden alle negatief gedrag negeren en het positieve belonen. Laten we deze week onze aandacht vooral geven aan alle berichtgeving en programma's over onderwijs en ontwikkeling. Laten we alle berichtgeving omtrent de cito eindtoets negeren.

Als alle ouders en onderwijsprofessionals wegzappen bij cito rapportages en geen internet berichten over die toets lezen, dan ervaren onze kinderen die druk veel minder. Kijkcijfers en internet statistieken geven een duidelijk signaal aan de media en hun adverteerders.

Realistisch?

Ik weet het niet. Ik ben bang van niet. Ik hoop van wel. Laten we in ieder geval een poging ondernemen. Ik hoop dat je meedoet. Al was het maar voor je eigen kinderen en je eigen leerlingen. Ik kijk nu al uit naar alle cito vrije nieuwsbrieven!