maandag 21 januari 2013

Alleen als het meetbaar is!

Meten is weten, zeker als het om opbrengstgericht onderwijs gaat. Daarom toetsen we ook zo graag: het levert objectieve en feitelijke informatie op. Toch?

Op school vinden we het belangrijk dat we ouders en kinderen duidelijk kunnen informeren over het niveau van hun kind. Vandaar dat we summatieve toetsen inzetten om objectief te meten wat dat niveau is. Die toetsen helpen ons ook om de effectiviteit van ons onderwijs te meten. Tenminste, zo willen we die toetsen wel graag gebruiken.

Het klinkt logisch, maar zien we niet een paar dingen over het hoofd?


Statistieken


Afgelopen week werd een wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd. In deze publicatie wordt door neurologen een statistisch verband aangetoond tussen de melkconsumptie in een land en het aantal Nobelprijzen die dat land heeft gewonnen. In eerste instantie werd het bericht door de Nederlandse kranten overgenomen met de kop: melkconsumptie leidt Nobelprijzen. Inmiddels zijn de meeste van die berichten gerectificeerd.

Het onderzoek werd door die neurologen gepubliceerd om ons allen een les in statistiek te geven: cijfermatig lijken er allerlei verbanden te bestaan, maar dat wil nog niet zeggen dat er ook een directe of zelfs oorzakelijke verbinding tussen de verschillende cijfers is: ook al bewegen de statistieken op dezelfde manier, dat wil nog niet zeggen dat het één het ander veroorzaakt.

Tijdens mijn studie hebben we ooit aangetoond dat het geboortecijfer in Denemarken het hoogst was in de gebieden waar een verhoogde concentratie ooievaarsnesten was. Zo heb ik me ook laten vertellen dat het sterftecijfer in Nederland het hoogst is bij mensen die regelmatig een arts bezoeken.

Voor je het weet ga je allerlei conclusies verbinden aan zulke cijfers.


Onderwijs


Dat zie ik op scholen ook gebeuren. De laatste tijd is het Finse onderwijs erg populair in Nederland. We verbazen ons er over dat de opbrengsten van dat onderwijs zo hoog zijn en dat er toch zo'n 2000 uur minder les gegeven wordt. Dat terwijl we net de conclusie hadden omarmt dat er een oorzakelijk verband lag tussen effectieve lestijd (de 1040 norm bijvoorbeeld) en de opbrengsten.

Ik zie ook dat de summatieve toetsen van CITO formatief gebruikt worden, niet eens voor de leerlingen, maar voor de leerkracht. 

In gewoon Nederlands: de niveau bepaling van de leerling wordt gebruikt om de effectiviteit van de leerkracht te meten.

Alsof het één de directe en enige oorzaak van het ander zou zijn.

Meten is weten


Maar we weten iets toch pas echt zeker als we het meten? Dus moeten we vooral blijven meten, ook in het onderwijs, want dan weten we tenminste wat werkt en wat niet werkt.

Deze redenering zou kloppen, wanneer we op voorhand precies zouden weten wat oorzaak en gevolg is. Dan kunnen we zinnig meten. De praktijk is dat we vaak achteraf pas bedenken wat oorzaak en gevolg zou kunnen zijn en daar dan op gaan sturen.

We denken dus heel veel te weten, omdat we zo heel veel meten. Tegelijkertijd meten we ook heel veel dingen niet. Die weten we dan dus ook niet.

Als ik een CITO eindtoets afneem in een lokaal met een temperatuur van 11 graden Celsius, dan krijg ik een ander resultaat dan wanneer het 20 graden Celsius is. Als de frequentie van de TL lampen 50 Hz is meet ik een andere score dan wanneer die 100 Hz is. En dat zijn maar twee voorbeelden van zaken die we niet meten en dus ook niet weten.

En dan heb ik het nog niet over de fysieke gesteldheid van kinderen, hun thuissituatie, hun emotionele gesteldheid of die van mensen in hun directe omgeving, het sociale klimaat in de wijk waar zij wonen, het voedingspatroon en ga zo maar door.


Dus?


Moeten we dan maar niet meer meten? Of moeten we nog veel meer gaan meten?

Wat mij betreft niet. Het is goed om te meten. Het is goed om jezelf en de kinderen zo serieus te nemen dat we alles in het werk stellen om hen zoveel mogelijk te helpen op weg naar een zelfstandige plek in de maatschappij.

Ik pleit er wel voor dat we niet alles ophangen aan die statistieken. Ze vertellen ons namelijk slechts een stuk van de werkelijkheid. Er is veel meer van invloed op die ontwikkeling dan wij kunnen meten. Niet elke statistische relatie is een oorzakelijke relatie.

Laten we dus ook vooral veel vertrouwen hebben in het ontwikkelingspotentieel van kinderen. Net zoals wij dat zelf waren zijn zij in staat om, ondanks en dankzij alle invloeden die er zijn, zich te ontwikkelen tot volwaardige burgers. 

Wat mij betreft ontsnappen we aan de terreur van de statistici, gebruiken we ons gezonde verstand en ons relativeringsvermogen, zodat er een ontspannen klimaat ontstaat waarin kinderen tot groei komen. 

Ik geloof dat dat kan!







Geen opmerkingen:

Een reactie posten